Henriette Roland Holst, Gedenk
mij
Gebeden hebben kracht:
Zij komen als stralen gegleden
door onzen nacht.
Gebeden zijn gedachten
Gedrenkt met innigheid
Gevormd in zuivere zachte
Ootmoedigheid.
Hun mild-bewogen vrede
Geneest de eenzame pijn,-
Gedenk mij in uw gebeden,
opdat ik geheeld moge zijn.
bron:
Verworvenheden, 1927
Uitgever: W. L. & J. Brusse Rotterdam
Uitgever: W. L. & J. Brusse Rotterdam
Vooraf
Leven en poëzie vertonen bij Henriette Roland Holst een nauwe samenhang.
Je kunt haar leven in de volgende perioden indelen:Ik vermijd zo veel als
mogelijk is, de biografische gegevens bij mijn gedichtenbesprekingen te
vermelden. Vaak kun je terecht zeggen dat het leven van de dichter minder
belangrijk is dan het werk. Bij Henriette Roland Holst gaat dit niet op, leven
en werk van deze dichteres zijn vervlochten, vertonen
Overzicht
1983, eerste bundel, Sonnetten en
verzen in terzinen geschreven, een bundel, waarvoor Kloos zijn waardering
als volgt verwoordde: “Laat mij maar dadelijk zeggen, dat u de grootste dichter
is, die op ’t ogenblik leeft”.
1896: Met Herman Gorter treedt zij toe tot de SDAP. Later treedt zij
terug zonder lid van een andere partij, bijvoorbeeld de communistische, te
worden. Haar bundel De vrouw in het woud
getuigt hiervan. De titel is ontleend aan de Divina Commedia van Dante. Hij begon met die te schrijven op Goede Vrijdag
van het jaar 1300. hij was toen vijfendertig jaar en gezien de
leeftijdsverwachting die men toen koesterde, zeventig jaar, was hij in het
midden van zijn leven. Daarom begint hij zijn gedicht als volgt:
“Juist midden op de reistocht van ons leven
zag ik mij in een donker woud verloren,
daar ik van ’t goede pad was afgeweken.”
Het woud symboliseert de zonde en de dwaling. Als hij zich daaraan
ontworsteld heeft, wordt hij belaagd door een panter, een leeuw en een wolvin,
symbolen van wellust, hoogmoed en hebzucht. Dank zij de schim van Vergilius,
die hij hier ontmoet, ontkomt hij aan deze dieren. Vergilius zal hem als gids
dienen op de reis door hel en vagevuur.
Ik kan niet teveel zijsprongen maken, maar deze excurs is nodig om de
titel De vrouw in het woud te verklaren.
Op ongeveer veertigjarige leeftijd – menselijkerwijs gesproken op de helft van
haar leven - geraakte zij in een crisis. De teleurstelling inzake haar
maatschappelijke idealen en haar ongewenste kinderloosheid blokkeerden haar.
Zij publiceert dan haar bundel De vrouw
in het woud, dat begint met een sonnet, waarvan de eerste kwatrijnen als
volgt luiden:
"Ook ik ben omstreeks 't midden mijner dagen
verdwaald geraakt in levens donker woud,
maar mij heeft geen aardsche wijsheid ontvouwd
den weg uit smart en twijfel, noch gedragen
omhoog, en geen hemelsche oogen zagen
neer op mij, vanwaar hoog're klaarte blauwt
m'in teed're zorg omwakend, en met stage
stralen heffend naar waar men waarheid schouwt.”
verdwaald geraakt in levens donker woud,
maar mij heeft geen aardsche wijsheid ontvouwd
den weg uit smart en twijfel, noch gedragen
omhoog, en geen hemelsche oogen zagen
neer op mij, vanwaar hoog're klaarte blauwt
m'in teed're zorg omwakend, en met stage
stralen heffend naar waar men waarheid schouwt.”
Gaandeweg deze bundel overwint zij haar crisis, zij bekent zich tot het
religieus socialisme. Zij heeft een zuiveringsproces beschreven. Tot zover deze
excurs.
Maar de Eerste Wereldoorlog brengt haar, pacifiste in hart en nieren,
ertoe weer politiek actief te worden. Zij wordt internationaal gewaardeerd en
verkeert met mensen als Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, Lenin en Trotski.
Maar na die oorlog wordt zij in haar politieke idealisme diep teleurgesteld en
neemt zij voor de tweede keer afstand. De verscheurdheid tussen haar
dichterlijke indvidualisme en haar streven naar een socialistische
gemeenschappelijkheid, die zij hierbij ervaart, blijkt uit de volgende verzen:
Mijn
wezen is tot op den grond gespleten
Hoe
heel ik wat zóó ver begint:
Wat
heeft dit hart zoo diep uiteen gereten
Dat
het geen eenigheid ooit vindt?
Religieus socialisme
1923: Met de bundel Verworvenheden
bekent zij zich tot het religieus socialisme. Zij was opgegroeid in een
liberaal-christelijk gezin en nu keert zij min of meer terug tot de sfeer uit
haar jeugd, maar wel met toevoeging van het socialisme.
Over het bidden is heel wat geschreven. De primitieve vorm, het vragen
om hulp en bijstand in de hoop dat dit gebed verhoord zal worden, heeft de
dichteres waarschijnlijk nooit gekend. Eigenlijk vormt een gebed in die zin een
magische handeling. In veel kerkdiensten wordt op het ogenblik meer gebeden in
termen als: Wij denken aan…..” In het stille gebed dat deze gebeden afsluit,
kun je dan sterk denken aan je vrouw, je kinderen de problemen die zij
ondervinden, de goede dingen die zij ervaren.
Het gedicht zelf
Dit staat Roland Holst voor ogen in de eerste verzen van haar gedicht.
Zij vraagt aan de lezer haar in haar/zijn gebed te gedenken. Het rijmschema is
eenvoudig: gekruist. De lengte van de verzen is onregelmatig. De grondvorm van
het metrum is de jambe, maar in vers 1 volgt al een doorbreking met vier zwak
beklemtoonde lettergrepen. “zuivere” in het zevende vers vormt dactylische
onderbreking van de jambe. Zo ook “eenzame” in het tiende vers. Beide woorden
zijn gevoelsuitingen.
Dan vallen nog de vele woorden die beginnen met “Ge…” op. Zij vormen de
schakels van de ketting, de hechte verbondenheid van de gedachtegang in dit
gedicht.
Het feit dat mensen aan haar denken in hun gebeden, geeft de dichteres
mentale kracht. In de depressieve perioden die zij met “nacht” uitdrukt,
verschijnen zij als lichtstralen, metaforisch gezegd. Zij voelt de innigheid
van de gedachten die in het gebed naar haar uitgaan, gedachten die uitgaan van
een persoon met een ootmoedige levenshouding. Waarschijnlijk is dit woord voor
de huidige taalgebruiker een archaïsme geworden. Het is een woord uit de
Statenvertaling van 1637: “Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar
door ootmoedigheid
achte de een den ander uitnemender dan zichzelven.” (Filippensen 2, 1).
In de laatste strofe schetst de dichteres de stemming van de biddende
naaste, een “mild-bewogen vrede….”. zij ervaart door de kracht van dit gebed,
dit biddende gedenken, genezing en heling, althans: zij spreekt de hoop uit.
In drie strofen, twaalf eenvoudig geformuleerde verzen drukt de
dichteres met grote dichterlijke kracht haar verlangen naar nabijheid van
andere mensen uit.
Mij rest nog te vertellen dat Henriette Roland Holst in de Tweede
Wereldoorlog opnieuw politiek actief werd door deel te nemen aan het verzet
tegen de nationaal-socialistische bezetters.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten