maandag 28 oktober 2013



Henriette Roland Holst, Gedenk mij

Gedenk mij in uw gebeden!
Gebeden hebben kracht:
Zij komen als stralen gegleden
door onzen nacht.

Gebeden zijn gedachten
Gedrenkt met innigheid
Gevormd in zuivere zachte
Ootmoedigheid.

Hun mild-bewogen vrede
Geneest de eenzame pijn,-
Gedenk mij in uw gebeden,
opdat ik geheeld moge zijn.

bron: Verworvenheden, 1927
Uitgever: W. L. & J. Brusse Rotterdam

Vooraf
Leven en poëzie vertonen bij Henriette Roland Holst een nauwe samenhang. Je kunt haar leven in de volgende perioden indelen:Ik vermijd zo veel als mogelijk is, de biografische gegevens bij mijn gedichtenbesprekingen te vermelden. Vaak kun je terecht zeggen dat het leven van de dichter minder belangrijk is dan het werk. Bij Henriette Roland Holst gaat dit niet op, leven en werk van deze dichteres zijn vervlochten, vertonen 

Overzicht
1983, eerste bundel, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven, een bundel, waarvoor Kloos zijn waardering als volgt verwoordde: “Laat mij maar dadelijk zeggen, dat u de grootste dichter is, die op ’t ogenblik leeft”.
1896: Met Herman Gorter treedt zij toe tot de SDAP. Later treedt zij terug zonder lid van een andere partij, bijvoorbeeld de communistische, te worden. Haar bundel De vrouw in het woud getuigt hiervan. De titel is ontleend aan de Divina Commedia van Dante. Hij begon met die te schrijven op Goede Vrijdag van het jaar 1300. hij was toen vijfendertig jaar en gezien de leeftijdsverwachting die men toen koesterde, zeventig jaar, was hij in het midden van zijn leven. Daarom begint hij zijn gedicht als volgt:

“Juist midden op de reistocht van ons leven
zag ik mij in een donker woud verloren,
daar ik van ’t goede pad was afgeweken.”

Het woud symboliseert de zonde en de dwaling. Als hij zich daaraan ontworsteld heeft, wordt hij belaagd door een panter, een leeuw en een wolvin, symbolen van wellust, hoogmoed en hebzucht. Dank zij de schim van Vergilius, die hij hier ontmoet, ontkomt hij aan deze dieren. Vergilius zal hem als gids dienen op de reis door hel en vagevuur.
Ik kan niet teveel zijsprongen maken, maar deze excurs is nodig om de titel De vrouw in het woud te verklaren. Op ongeveer veertigjarige leeftijd – menselijkerwijs gesproken op de helft van haar leven - geraakte zij in een crisis. De teleurstelling inzake haar maatschappelijke idealen en haar ongewenste kinderloosheid blokkeerden haar. Zij publiceert dan haar bundel De vrouw in het woud, dat begint met een sonnet, waarvan de eerste kwatrijnen als volgt luiden:

"Ook ik ben omstreeks 't midden mijner dagen
verdwaald geraakt in levens donker woud,
maar mij heeft geen aardsche wijsheid ontvouwd
den weg uit smart en twijfel, noch gedragen

omhoog, en geen hemelsche oogen zagen
neer op mij, vanwaar hoog're klaarte blauwt
m'in teed're zorg omwakend, en met stage
stralen heffend naar waar men waarheid schouwt.”

Gaandeweg deze bundel overwint zij haar crisis, zij bekent zich tot het religieus socialisme. Zij heeft een zuiveringsproces beschreven. Tot zover deze excurs.
Maar de Eerste Wereldoorlog brengt haar, pacifiste in hart en nieren, ertoe weer politiek actief te worden. Zij wordt internationaal gewaardeerd en verkeert met mensen als Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, Lenin en Trotski. Maar na die oorlog wordt zij in haar politieke idealisme diep teleurgesteld en neemt zij voor de tweede keer afstand. De verscheurdheid tussen haar dichterlijke indvidualisme en haar streven naar een socialistische gemeenschappelijkheid, die zij hierbij ervaart, blijkt uit de volgende verzen:
Mijn wezen is tot op den grond gespleten
 Hoe heel ik wat zóó ver begint:
 Wat heeft dit hart zoo diep uiteen gereten
 Dat het geen eenigheid ooit vindt?

Religieus socialisme
1923: Met de bundel Verworvenheden bekent zij zich tot het religieus socialisme. Zij was opgegroeid in een liberaal-christelijk gezin en nu keert zij min of meer terug tot de sfeer uit haar jeugd, maar wel met toevoeging van het socialisme.
Over het bidden is heel wat geschreven. De primitieve vorm, het vragen om hulp en bijstand in de hoop dat dit gebed verhoord zal worden, heeft de dichteres waarschijnlijk nooit gekend. Eigenlijk vormt een gebed in die zin een magische handeling. In veel kerkdiensten wordt op het ogenblik meer gebeden in termen als: Wij denken aan…..” In het stille gebed dat deze gebeden afsluit, kun je dan sterk denken aan je vrouw, je kinderen de problemen die zij ondervinden, de goede dingen die zij ervaren.
Het gedicht zelf
Dit staat Roland Holst voor ogen in de eerste verzen van haar gedicht. Zij vraagt aan de lezer haar in haar/zijn gebed te gedenken. Het rijmschema is eenvoudig: gekruist. De lengte van de verzen is onregelmatig. De grondvorm van het metrum is de jambe, maar in vers 1 volgt al een doorbreking met vier zwak beklemtoonde lettergrepen. “zuivere” in het zevende vers vormt dactylische onderbreking van de jambe. Zo ook “eenzame” in het tiende vers. Beide woorden zijn gevoelsuitingen.
Dan vallen nog de vele woorden die beginnen met “Ge…” op. Zij vormen de schakels van de ketting, de hechte verbondenheid van de gedachtegang in dit gedicht.
Het feit dat mensen aan haar denken in hun gebeden, geeft de dichteres mentale kracht. In de depressieve perioden die zij met “nacht” uitdrukt, verschijnen zij als lichtstralen, metaforisch gezegd. Zij voelt de innigheid van de gedachten die in het gebed naar haar uitgaan, gedachten die uitgaan van een persoon met een ootmoedige levenshouding. Waarschijnlijk is dit woord voor de huidige taalgebruiker een archaïsme geworden. Het is een woord uit de Statenvertaling van 1637: “Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven.” (Filippensen 2, 1).
In de laatste strofe schetst de dichteres de stemming van de biddende naaste, een “mild-bewogen vrede….”. zij ervaart door de kracht van dit gebed, dit biddende gedenken, genezing en heling, althans: zij spreekt de hoop uit.
In drie strofen, twaalf eenvoudig geformuleerde verzen drukt de dichteres met grote dichterlijke kracht haar verlangen naar nabijheid van andere mensen uit.
Mij rest nog te vertellen dat Henriette Roland Holst in de Tweede Wereldoorlog opnieuw politiek actief werd door deel te nemen aan het verzet tegen de nationaal-socialistische bezetters.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten