Geerten Gossaert, De Moeder
Hij sprak en zeideIn 't zaêl zich wendend:
Vaarwel, o moeder,
Nooit keer ik weer...
En door de lanen
Zag zij hem gaan en
Sprak geen vervloeking maar weende zeer.
Sprak geen vervloeking...
Doch, bijna blijde,
Beval de maagden:
Laat immermeer
De zetels staan en
De lampen aan en
De poort geopend, de slotbrug neer.
En toen, na jaren,
Melaats, een zwerver
Ter poorte klaagde:
Uw zóon keert weer...
Zag zij hem aan en
Vond gene tranen,
Voor zoveel vréugde geen tranen meer.
-------------------------------------
uit: Experimenten (1911)
Inleiding
Bij
deze dichter heb ik de neiging op zijn persoonlijkheid in te gaan, maar ik moet
mij bedwingen. Ik verwijs naar http://www.verloren.nl/index.php?page=boeken&boek=907213141X
en http://nl.wikipedia.org/wiki/Carel_Gerretson
om je een indruk te geven. Naast al zijn maatschappelijke activiteiten was hij
dichter. Dat wil zeggen: hij heeft zegge en schrijve één bundel gepubliceerd,
waarin overigens wel bij herdrukken gedichten werden toegevoegd. Hij wordt
gerekend tot de generatie van 1910 met Bloem, Van Eyck en Roland Holst.
Belangrijker is echter dat hij de “dichter van de bezielde retoriek” wordt genoemd. De retoriek
licht ik niet verder toe. Het begrip kreeg enigszins negatieve connotaties,
zoals”holle woorden”. Gossaert durfde het aan ondanks deze opvattingen weer
retorische poëzie te schrijven dat hij niet holle woorden gebruikte, maar ze
juist opnieuw bezielde.
Dit
blijkt uit het gekozen gedicht. Met de jambe als metrum en me een plechtige
stijl en woordkeus, zou een onervaren lezer de neiging kunnen krijgen het
gedicht opzij te leggen. Dat zou doodzonde zijn! Let eens op het begin: “Hij
sprak en zeide…”. Dit is een hebraïsme, een manier van formuleren, zoals we die
in de Bijbel aantreffen. Het woord “zaêl” is een samentrekking van “zadel”, dat
wat plechtstatig aandoet. Het is natuurlijk gebruikt om het metrum te
handhaven. “… zich wendend” is een kernachtige wijze van uitdrukken. Dan komt
het beklemmende
Vaarwel, o moeder,
Nooit keer ik weer..
Nooit keer ik weer..
De moederliefde blijkt uit de laatste woorden van de
eerste strofe. Maar is dit niet een toch wat sentimenteel verhaal geworden? Dat ontken ik, maar voor de argumenten heb ik
de nadere bespreking nodig.
Bespreking
Het gedicht bestaat uit drie strofen van elk zeven
verzen. Het is gedeeltelijk rijmloos, want in de eerste drie verzen van elke strofe
is geen rijm te bekennen. De laatste vier verzen vertonen omarmend rijm met een
wat humoristische vorm: gaan en – aan en – aan en. Als een dichter zo iets één
keer doet, kun je hem van rijmdwang verdenken. Gossaert vermijdt dit door een
drievoudige weergave. Dat “maagden” in strofe 2 rijmt op “klaagde” in str. 3
lijkt me toevallig.
Antimetrie treedt drie keer op in str. 1. “Vaarwel”
en “Nooit” beklemtonen het onherroepelijke besluit, “Zag” tekent de pijn die
het zien van haar vertrekkende zoon de moeder doet. In str. 2 is “Laat”
antimetrisch. Zo komt er veel klem op de opdracht van de moeder. “Zag” en “Vond”
tekenen de emotie van de
gelukkige moeder.
Ondanks het Bijbelse begin is het gedicht in de
Middeleeuwen gesitueerd. De zetels, de poort en de slotbrug geven dit duidelijk
aan. In die tijd kwam melaatsheid ook in Europa voor, waarschijnlijk als gevolg
van de
kruistochten.
Het Bijbelse aspect vinden we niet alleen in het
begin, maar ook in het gegeven van het gedicht. Het verhaal alludeert duidelijk
op de gelijkenis van de
verloren zoon. De vader is vervagen door de moeder en de oudste zoon is
verdwenen.
Een mogelijke verklaring
Er is gesuggereerd dat Gossaert in “De moeder” zijn
eigen dichterschap aan de orde stelt. Hij kwam er slechts sporadisch toe een
gedicht te schrijven. Jarenlang was hij verloren voor de poëzie. De associatie
met de verloren zoon ligt dan voor de hand. Dat de vader hier is vervangen door
de moeder zou verklaard kunnen worden uit het vrouwelijke “poëzie”.
Tot slot
Zo zien wij dat in de archaïserende elementen,
woordkeus, hebraïsme, setting van het verhaal, Bijbelse en Middeleeuwse sfeer,
het gedicht retorisch geladen wordt. Het jambische metrum leidt hier tot een
gedragen stijl: “En door de lanen / Zag zij hem gaan / En sprak geen
vervloeking maar weende zeer.”
Gossaert gaf zijn bundel niet voor niets de titel
“Experimenten” mee. Hij experimenteert met (retorische) stijl, met woordkeus,
met verhaalsetting. In een geval schrijft hij een triest verhaal in een
feestelijk dansend ritme. Zijn kunstenaarschap blijkt uit het feit dat voor mij
de sterk emotionerende inhoud toch niet goed uit deze in de bespreking vermelde
eigenschappen is te verklaren. Dat is en blijft het geheim van het
dichterschap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten