donderdag 19 december 2013

Geerten Gossaert, De Moeder

Hij sprak en zeide
In 't zaêl zich wendend:
Vaarwel, o moeder,
Nooit keer ik weer...
En door de lanen
Zag zij hem gaan en
Sprak geen vervloeking maar weende zeer.

Sprak geen vervloeking...
Doch, bijna blijde,
Beval de maagden:
Laat immermeer
De zetels staan en
De lampen aan en
De poort geopend, de slotbrug neer.

En toen, na jaren,
Melaats, een zwerver
Ter poorte klaagde:
Uw zóon keert weer...
Zag zij hem aan en
Vond gene tranen,
Voor zoveel vréugde geen tranen meer.

-------------------------------------
uit: Experimenten (1911)


Inleiding

Bij deze dichter heb ik de neiging op zijn persoonlijkheid in te gaan, maar ik moet mij bedwingen. Ik verwijs naar http://www.verloren.nl/index.php?page=boeken&boek=907213141X en http://nl.wikipedia.org/wiki/Carel_Gerretson om je een indruk te geven. Naast al zijn maatschappelijke activiteiten was hij dichter. Dat wil zeggen: hij heeft zegge en schrijve één bundel gepubliceerd, waarin overigens wel bij herdrukken gedichten werden toegevoegd. Hij wordt gerekend tot de generatie van 1910 met Bloem, Van Eyck en Roland Holst. Belangrijker is echter dat hij de “dichter van de bezielde retoriek” wordt genoemd. De retoriek licht ik niet verder toe. Het begrip kreeg enigszins negatieve connotaties, zoals”holle woorden”. Gossaert durfde het aan ondanks deze opvattingen weer retorische poëzie te schrijven dat hij niet holle woorden gebruikte, maar ze juist opnieuw bezielde.
Dit blijkt uit het gekozen gedicht. Met de jambe als metrum en me een plechtige stijl en woordkeus, zou een onervaren lezer de neiging kunnen krijgen het gedicht opzij te leggen. Dat zou doodzonde zijn! Let eens op het begin: “Hij sprak en zeide…”. Dit is een hebraïsme, een manier van formuleren, zoals we die in de Bijbel aantreffen. Het woord “zaêl” is een samentrekking van “zadel”, dat wat plechtstatig aandoet. Het is natuurlijk gebruikt om het metrum te handhaven. “… zich wendend” is een kernachtige wijze van uitdrukken. Dan komt het beklemmende
Vaarwel, o moeder,
Nooit
keer ik weer..
De moederliefde blijkt uit de laatste woorden van de eerste strofe. Maar is dit niet een toch wat sentimenteel verhaal geworden?  Dat ontken ik, maar voor de argumenten heb ik de nadere bespreking nodig.

Bespreking

Het gedicht bestaat uit drie strofen van elk zeven verzen. Het is gedeeltelijk rijmloos, want in de eerste drie verzen van elke strofe is geen rijm te bekennen. De laatste vier verzen vertonen omarmend rijm met een wat humoristische vorm: gaan en – aan en – aan en. Als een dichter zo iets één keer doet, kun je hem van rijmdwang verdenken. Gossaert vermijdt dit door een drievoudige weergave. Dat “maagden” in strofe 2 rijmt op “klaagde” in str. 3 lijkt me toevallig.
Antimetrie treedt drie keer op in str. 1. “Vaarwel” en “Nooit” beklemtonen het onherroepelijke besluit, “Zag” tekent de pijn die het zien van haar vertrekkende zoon de moeder doet. In str. 2 is “Laat” antimetrisch. Zo komt er veel klem op de opdracht van de moeder. “Zag” en “Vond” tekenen de emotie van de gelukkige moeder.
Ondanks het Bijbelse begin is het gedicht in de Middeleeuwen gesitueerd. De zetels, de poort en de slotbrug geven dit duidelijk aan. In die tijd kwam melaatsheid ook in Europa voor, waarschijnlijk als gevolg van de kruistochten.
Het Bijbelse aspect vinden we niet alleen in het begin, maar ook in het gegeven van het gedicht. Het verhaal alludeert duidelijk op de gelijkenis van de verloren zoon. De vader is vervagen door de moeder en de oudste zoon is verdwenen.

Een mogelijke verklaring

Er is gesuggereerd dat Gossaert in “De moeder” zijn eigen dichterschap aan de orde stelt. Hij kwam er slechts sporadisch toe een gedicht te schrijven. Jarenlang was hij verloren voor de poëzie. De associatie met de verloren zoon ligt dan voor de hand. Dat de vader hier is vervangen door de moeder zou verklaard kunnen worden uit het vrouwelijke “poëzie”.

Tot slot

Zo zien wij dat in de archaïserende elementen, woordkeus, hebraïsme, setting van het verhaal, Bijbelse en Middeleeuwse sfeer, het gedicht retorisch geladen wordt. Het jambische metrum leidt hier tot een gedragen stijl: “En door de lanen / Zag zij hem gaan / En sprak geen vervloeking maar weende zeer.”
Gossaert gaf zijn bundel niet voor niets de titel “Experimenten” mee. Hij experimenteert met (retorische) stijl, met woordkeus, met verhaalsetting. In een geval schrijft hij een triest verhaal in een feestelijk dansend ritme. Zijn kunstenaarschap blijkt uit het feit dat voor mij de sterk emotionerende inhoud toch niet goed uit deze in de bespreking vermelde eigenschappen is te verklaren. Dat is en blijft het geheim van het dichterschap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten