woensdag 11 september 2013



C. Vosmaer , Melancolia

Melancolia
Als men ten laatste heeft gevonden
Waar heel de ziel naar smacht,
Dan is 't te laat, de dag verzwonden,
Reeds valt de nacht.

Als 't kleed ons past, is het versleten,
Als men het boek kent, is het uit,
Als men het leven komt te weten,
Dan valt het scherm dat alles sluit.
________________________________________


Literair-historische achtergrond
Vosmaer neemt eigenlijk een te bescheiden plaats in de Nederlandse literatuur in. Hij was jurist en was werkzaam als ambtenaar. Hij werd daarnaast redacteur van “De Nederlandsche Spectator”en werd geliefd als wat wij nu columnist zouden noemen. Zijn columns heetten “Vlugmaren” en zijn pseudoniem was Flanor. Daarbij schreef hij zelf gedichten en romans. Met Amazone boekte hij aardig succes. Heinrich Heine was zijn inspirator op poëtisch gebied. Hij schreef studies over Rembrandt en vertaalde de Ilias en de Odyssee. Hij was dus een veelzijdig begaafd man.
Hij had ten aanzien van de literatuur classicistische opvattingen, al bewonderde hij ook de romanticus pur sang Multatuli. Van het in zijn tijd opkomende naturalisme moest hij niets weten. Maar de dichters van ’80 kregen in zijn tijdschrift een podium, Perk, Paap, Kloos en Van Eeden mochten in “zijn” tijdschrift publiceren. Ook gaf hij met Kloos de nagelaten sonnetten van Perk uit. Toen de Tachtigers eenmaal een eigen tijdschrift hadden, “De Nieuwe Gids”, stelden zij zijn dichtwerk onder zware kritiek. Erkentelijkheid was blijkbaar niet een van hun verdiensten.


Vorm en stijl
Melancolia is een specimen van zijn dichtkunst. Het is – naar mijn mening - een juweeltje. Het is jambisch, de verzen verschillen onderling in lengte. Slepend en staand rijm wisselen regelmatig af. Mooi is de antimetrie in het vierde vers: “Reeds valt de nacht”. Met dit beklemtoonde eerste woord geeft hij aan dat ouderdom en dood altijd te vroeg komen. In de tweede strofe valt het drievoudige “Als” op. Drie voorbeelden, bewijzen, van de te vroege aftakeling zijn als zodanig overtuigend. Die drievoudige opsomming is een retorisch kenmerk en geeft het gedicht toch een zekere retorische kracht. Als het doel bereikt is, is het einde nabij, je kunt er niet echt meer van genieten. Als je eindelijk meent het leven te begrijpen, komt het einde. Met het antimetrische “Dan” wordt het onherroepelijke gesuggereerd.
Vosmaer hanteert geen grootse stijl. Hij schrijft geserreerd en staat zo dus niet in de traditie van bijvoorbeeld Bilderdijk en Potgieter. Evenals het proza van Emants is zijn poëzie ontdaan van elk streven naar kunstige formulering en van retoriek. Hij is daarmee een voorloper van de volgende generaties, niet eens van de Tachtigers, die naar pure en absolute schoonheid streefden, maar generaties daarna.


Tenslotte
Ik geloof niet dat Vosmaer met de titel de medische term aanduidt, van extreme depressie is geen sprake. Hij drukt in het gedicht op onnavolgbare wijze de weemoed uit van wat onherroepelijk voorbijgaat, van het besef in de herfst van het leven te zijn, een weemoed die volgens mij in de titel wordt aangegeven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten