Lucebert, Twee handjes
hij heeft een magnifiek tichouten handje
een tichouten handje met houtkwast
een tichouten handje met houvast
een tichouten houvast als een tichouten hutje
waarin hij zijn opgezette ticdiertjes ophangt
boven het tic tic knapperend houtvuurtje
waarbij hij ’s avonds laat nog zit te dromen
van dat andere handje dat op zo’n goede voet
stond
met het machinegeweertje waarmee hij zo scherp
tic tic kon schieten
peinzend hanteert hij dan zijn ticsomber
zingend zaagje
waarmee hij de tichouten nagels van het
tichouten handje wat kortwiekt
en leest in de tichouten lijnen des levens
dat het niet de hoge bomen zijn die de
kwaadaardigste winden vangen
maar dat dat het allermiserabelst rietje mag
doen
dat als ticrietje nu eenmaal gewend is te
denken
dat het er spaans tic tic tic toe moet gaan in
zijn leven
wanneer het ijzeren handje tac tac tac uit angst
weer eens
bij ons de klok terugzet
U vindt een bespreking van dit gedicht op:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten